top of page

Van radicale naar rationele ecologie

Bijgewerkt op: 1 dag geleden

De milieubeweging zit laag aan de grond en kan best opstijgen tot hogere niveaus. Dit kunnen we zowel figuurlijk als letterlijk interpreteren.


Foto: Bill White via Pexels.

Je kan dit artikel ook beluisteren. Jozef Van Giel, de man achter de podcast van Kritisch Denken en lid van SKEPP, leest voor.


Ecologische stromingen


We beginnen met een figuurlijke interpretatie. Een sterke onderstroom binnen de milieubeweging is het radicaal ecologisme. Het woord ‘radicaal’ komt van ‘radix’, het Latijnse woord voor ‘wortel’. Net zoals een wortel graaft een radicale ecologist naar de grondoorzaken van de milieucrisis. Is het de vervuilende industrie? Of fundamenteler de technologie of het kapitalistische systeem? Of nog fundamenteler het antropocentrische wereldbeeld waarbij de mens boven de natuur staat?


Binnen het radicaal ecologisme zijn er verschillende filosofieën, zoals de diepe ecologie dat zich verzet tegen het antropocentrische denken, de sociale ecologie dat strijdt tegen het kapitalisme en het ecofeminisme dat stelt dat de patriarchale onderdrukking van de vrouw door de man eenzelfde patroon kent als de onderdrukking van de natuur door de mens. De radicaal ecologische levensstijl kan samengevat worden in de slogan van de diepe ecologie zoals geformuleerd door de Noorse filosoof Arne Naess: “Eenvoudig in middelen, rijk in doelen.” Terug naar de basis, de eenvoud, de stilte en rust in de natuur. ‘Diepe’, ‘basis’, ‘wortel’: het radicaal ecologisme kent veel figuurlijke verwijzingen naar dicht bij de grond.


Recent zien we een nieuwe wind waaien binnen de milieubeweging: de rationele ecologie. Hier geldt de slogan: “Doeltreffend in middelen, consistent in doelen.” De doelen van het radicaal ecologisme, zoals ‘natuurlijkheid’, ‘ecologische stabiliteit’ of ‘ongereptheid’, zijn vaak nogal ambigu, slecht gedefinieerd en tegenstrijdig. Als je let op het leed van wilde dieren in de natuur, dan is er niet veel sprake van stilte en rust. De radicaal ecologische voorkeur voor natuurlijkheid botst vaak met andere doelen zoals gezondheid en welzijn. En van ecologische stabiliteit of integriteit is niet echt sprake in de natuur. De zwakke plek van het radicaal ecologisme is dat de natuur zelf geen besef heeft van eigenschappen zoals stabiliteit en geen voorkeur heeft voor doelen en waarden zoals natuurlijkheid.


Het rationeel ecologisme probeert sterker te formuleren wat onze doelen precies zijn. Wat willen we precies met de natuur? Met welk doel moeten we onze relatie tot de natuur vormgeven? Wij kunnen wel waarden zoals natuurlijkheid, biodiversiteit of ongereptheid toekennen aan de natuur, maar de natuur zelf interesseert zich niet in die waarden. Het is zoals een esthetische waardering voor een mooi schilderij: dat schilderij zelf interesseert zich niet in schoonheid en kunst. Maar we kunnen ook waarden zoals welzijn toekennen aan mensen en dieren die afhankelijk zijn van en leven in de natuur. Die mensen en dieren zijn voelende wezens, wat wil zeggen dat ze zelf hun welzijn waarderen, zelfs al zouden wij hun welzijn onbelangrijk vinden. Daarom is het niet egocentrisch, arrogant, paternalistisch of chauvinistisch als we het welzijn van anderen waarderen. Dat is de reden waarom welzijn een cruciaal doel is binnen de rationele ecologie.


Andere waarden zoals natuurlijkheid en biodiversiteit zijn dan enkel waardevol zolang ze welzijn bevorderen. De radicale ecologist durft al gauw de eigen esthetische voorkeuren voor natuurlijkheid of ongereptheid boven het welzijn van anderen, bijvoorbeeld wilde dieren, te plaatsen. In dat laten domineren van de eigen waarden boven die van anderen, zit een inconsistentie, want de radicale ecologist heeft een afkeer voor egocentrische dominantie.


Als we dan onze doelen hebben gekozen, gaat de rationele ecologist op zoek naar de doeltreffendste middelen. Rationeel-kritisch denken en wetenschappelijk bewijs zijn cruciaal om die middelen te vinden. Het radicaal ecologisme daarentegen beroept zich heel vaak op intuïtief denken en het subjectief aanvoelen van de natuur. Maar dat is irrationeel, want psychologen hebben al ruimschoots aangetoond dat intuïties vaak onbetrouwbaar zijn. We zijn vatbaar voor cognitieve biases. Buikgevoelens helpen niet om te evalueren of een nieuwe technologie risicovol is.


De wetenschappelijk onderbouwde, rationele, kritische manier van denken is kenmerkend voor de nieuwe stroming van het effectief altruïsme. In die beweging gaat men op zoek naar de effectiefste middelen om de wereld te verbeteren, om anderen te helpen. Binnen dat effectief altruïsme ontstond het effectief ecologisme, dat nauw verwant is met het ecomodernisme. Het effectief ecologisme en ecomodernisme zijn filosofieën binnen het rationeel ecologisme. De lagere buikgevoelens van de radicale ecologist en het hogere verstand van de rationele ecologist symboliseren opnieuw het verschil in positie: laag versus hoog.


Technologieën

Het onderscheid tussen laag en hoog zien we ook sterk aanwezig in de houding tegenover technologie. Waar de radicale ecologist eerder kiest voor low-tech, kiest de rationele ecologist eerder voor hightech. Omdat het basismechanisme van een windmolen goed te begrijpen valt, en omdat windmolens al eeuwenlang bestaan, wordt een windmolen gepercipieerd als low-tech (hoewel de moderne windmolens diep vanbinnen behoorlijk hightech zijn). Kernenergie daarentegen is ondoorgrondelijk en valt onder de hightech.


Hightech vereist veel kennis en knowhow, en die vind je vooral bij grote industriële bedrijven. Vandaar dat hightech oplossingen voor milieuproblemen bijna altijd aangeboden worden door grote bedrijven. Een antikapitalistische radicale ecologist staat dan ook sneller wantrouwig tegenover hightech oplossingen. Lowtech oplossingen daarentegen zijn zowat altijd kleinschalig en behoeven dus geen grote bedrijven.


Hightech oplossingen zijn vaak doeltreffender dan lowtech maatregelen. Dat zien we bij de covidpandemie. Mondmaskers, zeep en gezonde voeding zijn eenvoudige low-tech maatregelen, maar met die maatregelen kunnen we maar een beperkt aantal levens redden. De covid-vaccins zijn daarentegen hightech, want ze worden geproduceerd door grote farmaceutische bedrijven. Die vaccins zijn veel doeltreffender om de pandemie te bestrijden. Vaccintwijfelaars hebben een sterk wantrouwen tegenover die farmareuzen. Hun irrationele intuïties of buikgevoelens zeggen dat de vaccins onnatuurlijk zijn en daarom onveilig zijn. Dat wantrouwen en die buikgevoelens zijn ook kenmerkend voor de radicale ecologist. Als gevolg van die buikgevoelens maken radicale ecologisten net zoals vaccintwijfelaars keuzes die soms contraproductief of ronduit gevaarlijk zijn.


Het gebruik van low-tech vraagt vaak een sterkere gedragsverandering dan het gebruik van hightech. De low-tech oplossing voor de gevaarlijke en vervuilende wagen met verbrandingsmotor, is de fiets, de hightech oplossing is de propere en veilige elektrische wagen. De low-tech oplossing om energiezuiniger te koken, is het gebruik van een hooikist en een deksel op de pot, de hightech oplossing is het gebruik van een inductiefornuis. De radicaal ecologist kiest sneller voor een ecologische gedragsverandering. Je eigen gedrag veranderen en leven in vrijwillige eenvoud volgens de diepe ecologie, is misschien nog eenvoudig (want je hebt er bijvoorbeeld niet veel geld voor nodig). Maar anderen overtuigen om ecologischer te leven en minder te consumeren, is minder effectief. Vergelijk het met een pandemie waarbij sommige activisten proberen anderen te overtuigen om vrijwillig mondmaskers te dragen. Dan zullen er niet veel mondmaskers gedragen worden en zullen er meer mensen ziek worden. Omdat individuele, vrijwillige gedragsverandering van de hele bevolking zeer moeilijk is, richten radicaal ecologisten zich op een verandering van het politiek-economische systeem, waardoor iedereen als het ware gedwongen wordt om hun gedrag milieuvriendelijker te maken. Denk aan het voorstel van een steady-state economie zonder economische groei. Economische groei die de hoogte in gaat, dat botst met de radicaal ecologische voorkeur voor diepte. Politiek-economische systeemverandering is vergelijkbaar met de door de overheid opgelegde maatregelen om de groei van een pandemie te stoppen: fysieke contacten beperken, mondmaskers verplichten, bedrijven sluiten, reizen verbieden, avondklokken en lockdowns inroepen,… Dit is alvast effectiever dan rekenen op individuele vrijwillige gedragsverandering, maar ook deze systeemveranderende maatregelen roepen erg veel weerstand op bij de bevolking en zijn niet lang vol te houden. De meest effectieve oplossing voor een pandemie zijn de hightech vaccins die komen van grote farmabedrijven.


Naast het verzet bij de brede bevolking is er nog een reden waarom louter radicaal ecologische maatregelen voor gedragsverandering, in het bijzonder minder consumptie en geen economische groei, minder effectief zijn: met die maatregelen kunnen we de ecologische impact wel wat verminderen, maar niet naar nul reduceren. De milieu-impact zal pas nul worden als we helemaal niet meer consumeren en helemaal geen economische activiteit meer hebben, en dat is onhaalbaar. Ook een maatregel voor bevolkingskrimp is minder effectief: enkel bij het volledig uitsterven van de bevolking zal de milieu-impact van die bevolking naar nul gaan. Maar met technologie kan men wel effectiever streven naar nul impact: men kan technologieën ontwikkelen die helemaal geen broeikasgassen uitstoten, geen afval produceren, geen uitputbare grondstoffen nodig hebben.


Volgens het ecomodernisme vormen moderne technologieën de meest effectieve oplossing voor milieuproblemen. Binnen het rationeel ecologisme pleit men dan ook eerst en vooral voor meer technologische innovatie en financiering van onderzoek en ontwikkeling van technologische oplossingen.


Voedselproductiesystemen

Dat de milieubeweging laag aan de grond zit en moet opstijgen naar hogere niveaus, valt ook letterlijk te interpreteren als we kijken naar onze voedselproductie. Het radicaal ecologisme kiest vooral voor low-tech landbouw, zoals biolandbouw, agro-ecologie, permacultuur, zelfplukboerderijen en stadstuintjes.


Kenmerkend aan al die voedselproductiesystemen is dat ze heel grondgebonden zijn. De planten staan letterlijk met hun wortels in de aarde. En omdat de opbrengsten van biolandbouw lager zijn dan van conventionele landbouw, heeft men met biolandbouw nog eens extra grond nodig om evenveel voedsel te produceren.


Vaak werpen radicaal ecologisten tegen dat hightech oplossingen niet effectief zijn omdat ze altijd weer nieuwe problemen genereren. Elektrische wagens vormen voor de radicaal ecologist geen oplossing omdat de batterijen gebruik maken van zeldzame metalen. Maar dergelijke generatie van nieuwe problemen zien we minstens even sterk aanwezig bij low-tech oplossingen zoals biolandbouw. Dat extra grondgebruik bij biolandbouw wil zeggen dat er meer natuur opgeofferd moet worden voor landbouw, wat niet goed is voor de biodiversiteit en de opslag van CO2. De biolandbouw maakt geen gebruik van kunstmest en kiest daarvoor sneller voor dierlijke mest en dus voor veeteelt. Dat creëert dan weer extra problemen: dierenleed, voedselvergiftigingsrisico’s door schadelijke darmbacteriën in de mest, methaanuitstoot bij de herkauwers, extra water- en grondgebruik voor de veevoeders, hogere risico’s van nieuwe zoönotische infectieziektes, en hogere vermesting van waterlopen (omdat dierlijke mest niet geoptimaliseerd is voor de groei van gewassen, waardoor veel meststoffen naar de rivieren doorsijpelen).



Bij low-tech voedselproductie worden we dus ook vaak geconfronteerd met moeilijke afwegingen of trade-offs. Biolandbouw heeft enkele voordelen, maar telkens ook ernstige nadelen. Daar tegenover staan sommige high-tech oplossingen die veel minder trade-offs kennen, zoals de innovaties op vlak van alternatieve eiwitten die een diervrije landbouw mogelijk maken. De nieuwe generatie vleesvervangers, en natuurlijk celkweekvlees, zijn high-tech. Minder veeteelt betekent zowel minder dierenleed, minder landgebruik, minder watergebruik, minder vermesting, minder verzuring, minder zoönotische infectierisico’s, minder antibioticagebruik, minder voedselvergiftigingen en minder methaanuitstoot. En als de energie voor de productie van het celkweekvlees nog eens van groene stroom komt, dan scoort dat celkweekvlees op alle vlakken beter. Het is een win-win-win voor het milieu, de dieren en de volksgezondheid. Biologische veeteelt vergroot daarentegen een aantal milieuproblemen omwille van extra broeikasgasuitstoot, extra vermesting en extra landgebruik.


De low-tech voedselproductie zoals biolandbouw en permacultuur staat in schril contrast met hypermoderne technologieën voor bijvoorbeeld precisielandbouw die gebruik maakt van drones en artificiële intelligentie. Maar high-tech voedselproductie gaat pas letterlijk de hoogte in door de ontwikkeling van indoor, verticale landbouw. De planten staan dan niet meer met hun wortels in de grond, maar groeien in geoptimaliseerde substraten, met geoptimaliseerd kunstlicht, in verticale flats (toegegeven, de planten kunnen ook groeien in kelders, wat niet bepaald in de hoogte is).


Waar biolandbouw extra land nodig heeft, heeft verticale landbouw zo goed als geen land meer nodig. En als we nog hoger vliegen, dan kan met high-tech het landgebruik helemaal naar nul teruggebracht worden. Denk hierbij vooral aan het neusje van de zalm: ruimtevaarttechnologie. De milieubeweging gebruikt vaak de metafoor van ruimteschip aarde: onze aarde is net als een ruimteschip klein en eindig en daarom moeten we er zuinig en voorzichtig mee omspringen. Het rationeel ecologisme neemt die metafoor iets meer letterlijk, door te kijken welke technologieën het beste werken in echte ruimteschepen. Als een technologie duurzaam is in een ruimteschip, is ze dat waarschijnlijk ook voor ruimteschip aarde.


Ruimtevaartorganisaties onderzoeken hoe men voedsel kan produceren in ruimteschepen, voor lange ruimtereizen. In die ruimteschepen gaat men natuurlijk geen gebruik maken van grond voor de planten, want dat zou veel te omslachtig zijn. Daarom denken die ruimtevaartorganisaties aan veel efficiëntere oplossingen, zoals precisiefermentatie. Fermentatie door bacteriën en gistcellen kennen we van bijvoorbeeld de productie van brood, kaas, yoghurt, tempeh en bier. Met precisiefermentatie kan men (soms door genetische manipulatie) eencellige organismen heel efficiënt elke gewenste voedingsstof op maat laten maken. Een echte hoogvliegertechnologie is air-based protein waarbij eencellige organismen in bioreactoren op basis van waterstof en CO2 in de lucht eiwitten en ander voedsel produceren. Dergelijke precisiefermentatie heeft ontzettend veel winsten.


Ten eerste zijn die eencellige organismen geoptimaliseerd om de voor ons noodzakelijke voedingsstoffen te produceren en kunnen ze dat veel efficiënter dan planten. De kostprijs van voedsel kan daardoor drastisch (mogelijks met een factor tien) dalen. Dat kan niet gezegd worden van biovoeding, dat meestal duurder is dan gangbare voeding.


Ten tweede kunnen die organismen CO2 uit de lucht capteren, wat positief is voor het klimaat.


Ten derde hebben die bioreactoren waarin de organismen groeien zo goed als geen land nodig. De problemen van bodemerosie, vermesting en verzuring van de bodem zijn dus van de baan.


Ten vierde is er ook geen dierenleed meer, zoals we dat nog wel kennen in de grondgebonden landbouw. Ook in bijvoorbeeld biolandbouw worden gronden vaak bewerkt en gewassen beschermd tegen plagen. Daarbij worden veel dieren (muizen, egels, mollen, vogels,…) gedood. Ook in de biolandbouw worden insecten bestreden, en het is niet uit te sluiten dat insecten pijngevoelig zijn en een pijnlijke doodstrijd kennen bij de gebruikelijke methoden om insecten te bestrijden. Met grondgebonden landbouw in open lucht streven naar nul dierenleed is zo goed als onmogelijk.


Ten vijfde is die grondloze voedingsproductie veel veerkrachtiger bestand tegen extreme rampen. In de transitiebeweging (Transition Towns), die deel uitmaakt van de milieubeweging – vreest men voor een grondstoffenschaarste en een piekoliecrisis. Veel van ons voedsel wordt geproduceerd met aardolie-energie. Om als samenleving veerkrachtig te zijn tegen de economische impact van piekolie, kiest de transitiebeweging daarom voor bijvoorbeeld lokale permacultuur en stadslandbouw. Dergelijke arbeidsintensievere voedselproductie zal de samenleving wel veerkrachtiger kunnen maken tegen een piekoliecrisis, maar niet tegen bijvoorbeeld extreme weersfenomenen. Neem in extremis een supervulkaanuitbarsting, de impact van een kleine asteroïde, een kernwapenoorlog of een plotse toename van mondiale bosbranden. Bij die gebeurtenissen kan er zoveel stof in de atmosfeer terecht komen, dat het zonlicht voor enkele jaren geblokkeerd wordt. Tegen dergelijke extreme fenomenen is permacultuur en biolandbouw niet opgewassen, maar ruimtevaart-voedselproductietechnologie wel. Technisch is het niet onmogelijk om pakweg 10 miljard mensen enkele jaren te voeden zonder zonlicht, maar die oplossingen zullen niet gebruik maken van landbouwgrond met fotosynthetische gewassen.


Rolmodellen

Als laatste kunnen we het onderscheid tussen radicale en rationele ecologie illustreren door twee representanten van die bewegingen: Vandana Shiva en Lisa Dyson.



Vandana Shiva geldt als een rolmodel voor het radicaal ecologisme: ze is een Indiase milieu-activiste en laureate van de Right Lifelihood Award (de ‘alternatieve Nobelprijs’). Als antiglobaliste verzet ze zich tegen het mondiale kapitalistische systeem, als ecofeministe behoort ze tot het radicaal ecologisme. Ze staat bekend als de “Gandhi van het graan”, omdat ze actie voert voor voedselsoevereiniteit en tegen het patenteren van zaden.


Shiva is vooral problematisch door haar verzet tegen genetisch gemanipuleerde gewassen (GGO’s), waarmee ze tegen de wetenschappelijke consensus ingaat. Dat verzet is gebaseerd op pseudowetenschap en is contraproductief, want volgens het rationeel ecologisme, effectief ecologisme en ecomodernisme kunnen GGO’s net wel belangrijke gezondheids- en milieuvoordelen bieden. Shiva beweert dat GGO’s in India de boeren armer maken en mee een oorzaak zijn van de zelfdodingen bij boeren, hoewel studies eerder het tegendeel uitwijzen. Ze beweerde ten onrechte dat GGO-zaden steriel zijn. Shiva zei dat de Indiase bevolking gebruikt werd als proefdieren voor GGO’s door de Amerikaanse voedselhulp na een orkaanramp in India, terwijl de Amerikaanse bevolking al jaren diezelfde granen en soja aten. Ze zei dat ze hoopte dat er geen GGO’s gestuurd worden naar de Indiase slachtoffers van de ramp. Ze riep de Zambiaanse overheid op om de voedselhulp, die bestond uit genetisch gemanipuleerde maïs, te weigeren tijdens een hongersnood in 2001. Ze voert actie tegen insectenresistente GGO’s die hogere opbrengsten en minder pesticidengebruik kennen dan gangbare gewassen in India. Het gebruik van genetisch gemanipuleerde aubergine in buurland Bangladesh resulteerde in een vermindering van bijna 40% in het gebruik van pesticiden, een stijging van meer dan 40% in opbrengsten en een stijging van $400 in jaarinkomsten van boeren per hectare. Die voordelen maken deze GGO’s erg gegeerd voor arme boeren. Maar door de acties van Shiva kent India een strenge regelgeving voor het gebruik van GGO’s, waardoor veel Indiase boeren illegaal GGO’s planten. Shiva verzet zich ook tegen gouden rijst: genetisch gemanipuleerde rijst die beta-caroteen aanmaakt waardoor miljoenen kinderen goedkoop en effectief geholpen kunnen worden tegen blindheid. De vertraging om gouden rijst te telen in India veroorzaakt jaarlijks een verlies van meer dan 100.000 gezonde levensjaren. Shiva’s verzet tegen GGO’s is contraproductief, want het leidt tot meer armoede bij boeren, meer pesticidengebruik, meer ondervoeding en meer blindheid. Ironisch genoeg uit Shiva ook felle kritiek tegenover Bill Gates, iemand die al wel miljoenen levens heeft gered (door vaccins), veel armoede heeft bestreden en klimaatverandering heeft beperkt (door investeringen in klimaatvriendelijke technologieën). Shiva's ecofeministische opvattingen weerspiegelen een soort essentialistisch denken. Ze stelt bijvoorbeeld dat de huidige wetenschappelijk-technologische kennis te patriarchaal of mannelijk is. Maar wetenschap en technologie zijn gebaseerd op de natuurwetten, en deze wetten zijn genderneutraal. Er bestaat niet zoiets als mannelijke wetenschap. Tegen wetenschappelijke kennis en technologie zijn omdat ze ontdekt en uitgevonden worden door mannen, is seksistisch. Er zijn trouwens veel vrouwelijke onderzoekers in de biotechnologie. Emmanuelle Charpentier and Jennifer Doudna kregen de Nobelprijs chemie voor de uitvinding van een nieuwe genbewerkingstechniek die genetische manipulatie veel goedkoper en efficiënter maakt.


Vandana Shiva laat zien hoe sterk het radicaal ecologisme kan ontsporen. Tegenover Vandana Shiva kunnen we Lisa Dyson plaatsen als rolmodel voor het rationeel ecologisme. De Amerikaanse Dyson heeft enkele dingen gemeenschappelijk met Shiva: ze is ook een vrouw van kleur en ze doctoreerde ook in de theoretische natuurkunde, waarna ze een carrière koos met als doel de wereld te verbeteren en verduurzamen. Maar in tegenstelling tot Shiva, die koos voor grondgebonden, low-tech landbouw, koos Dyson voor grondloze high-tech voedselproductie: ze richtte het bedrijf Air Protein op, dat hydrogenotrofe bacteriën gebruikt die sneller dan planten CO2 in de lucht opnemen en omzetten in eetbare eiwitten. Daarnaast richtte Dyson het bedrijf Kiverdi op, dat biotechnologie gebruikt voor de productie van milieuvriendelijkere materialen en plastics. Het contrast met Shiva kan niet groter zijn.


Het is duidelijk, het radicaal ecologisme zit laag aan de grond, graaft zich in het zand, is tegen groei, terwijl het rationeel ecologisme als een raket de hoogte in schiet.



bottom of page