top of page
Foto van schrijverManuel Sintubin

Ecomodernisme: een diep respect voor onze planeet, maar ook geloof in het vernuft van de mens

Bijgewerkt op: 23 sep.

Manuel Sintubin is professor geodynamica verbonden aan KU Leuven. Bart Coenen is wetenschapscommunicator bij het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, en schreef mee aan het boek ‘Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei’.


Dit artikel verscheen eerder in De Morgen op 15 februari 2019.


Foto: Anton Zelenov, Public domain, Wikimedia Commons.

Sinds de N-VA uitpakt met haar ecorealisme, en Mike Schellenberger, milieuactivist en fervent bepleiter van kernenergie, gestrikt heeft als hoofdspreker op de V-dag over energie en ecologie, duikt ook het ecomodernisme op in het publieke debat. Schellenberger is inderdaad één van de achttien ondertekenaars van het originele ecomodernist manifesto (net als de gerenommeerde geograaf en eredoctor aan de KU Leuven Ruth DeFries).


Ecomodernisten stellen voor zich zoveel mogelijk terug te trekken uit de natuur, om zo die natuur terug alle kansen te geven om tot volle bloei te komen.

Maar het ecomodernisme kreeg het snel zwaar te verduren in opiniërend Vlaanderen, net door de associatie met N-VA’s ecorealisme. Grote woorden werden bovengehaald om er een karikatuur van te maken: ecomodernisten zouden een bende pronucleaire lobbyisten zijn; zij zouden de sense of urgency in het klimaatvraagstuk niet erkennen, of erger, het bestaan van de klimaatopwarming afdoen als een akkefietje; ze zouden een ongebreideld geloof hebben in een technologische deus ex machina, en de mensen dus het waanbeeld voorhouden dat het klimaatprobleem wel vanzelf zal verdwijnen met wat eenvoudige technologische ingrepen zonder grote maatschappelijke omwentelingen. En, ergst van al, zouden ze de ‘ontkoppeling’ van mens en natuur voorstaan: een rationele wereld zonder gevoelens, kunst, passie en genot - een ware dystopie.


Maar klopt deze karikatuur? Het ecomodernisme beoogt de realisatie van wat zij het ‘goede antropoceen’ noemen, een tijdperk gekenmerkt door menselijke voorspoed op een ecologische gezonde planeet. Concreet stellen zij drie prioriteiten, waaraan dringend moet gewerkt worden: verbetering van de levenskwaliteit van alle mensen op aarde, het voorkomen van een gevaarlijke klimaatopwarming, en de bescherming van de natuur. ‘Ontkoppeling’ van mens en natuur

Een uitgangspunt van het ecomodernisme is inderdaad de ‘ontkoppeling’ van mens en natuur. Rekening houdend met de nog steeds groeiende wereldbevolking zien zij het niet meer mogelijk dat een veerkrachtige natuur – cruciaal voor ons overleven – in volledige harmonie kan bestaan met de menselijke maatschappij. Ecomodernisten stellen voor zich zoveel mogelijk terug te trekken uit de natuur, om zo die natuur terug alle kansen te geven om tot volle bloei te komen. Dit streven ligt in de lijn met bijvoorbeeld het pleidooi van de prominente ecologist en Harvard professor Edward O. Wilson om 50 procent van het aardoppervlak voor te behouden aan ‘onverstoorde’ natuur.


Ecomodernisten zoeken meer dan ooit verbinding met de natuur, maar trachten er zo min mogelijk afhankelijk van te zijn.

Die ‘ontkoppeling’ vertaalt zich in een intensifiëring van de menselijke activiteiten, waarbij steeds minder beslag wordt gelegd op de natuurlijke omgeving en de natuurlijke – zowel biologische als geologische – rijkdommen. Die intensifiëring vindt plaats in zowel de energieopwekking – vandaar de keuze voor kernenergie; het landgebruik – vandaar de keuze voor een intensieve landbouw, steunend op de meest recente ecologische inzichten en technologische ontwikkelingen in de landbouw (bijvoorbeeld ggo’s); alsook de economie, met een focus op een volledige decarbonisering, en op recyclage en hergebruik van materialen (circulaire economie).

 

Deze intensifiëring betekent ook dat ecomodernisten heil zien in doorgedreven technologische ontwikkelingen, niet vanuit een blind vooruitgangsgeloof, maar vertrekkend van de drijfveer om de impact van de mens op de natuur zo veel en snel mogelijk te minimaliseren, en dat wereldwijd. Maar ‘ontkoppeling’ betekent géén vervreemding van de natuur. Ecomodernisten zoeken meer dan ooit verbinding met de natuur, maar trachten er zo min mogelijk afhankelijk van te zijn. Ecomodernisten zijn eco én modern.


De groene en slimme steden van de 21ste eeuw zullen een schoolvoorbeeld worden van het ecomodernistisch ideaal. De tendens dat de mensheid zich uit de natuur ‘terugtrekt’ naar steden, is trouwens niet meer te stuiten. Volgens de VN leeft tegen 2050 bijna 70 procent van de wereldbevolking in stedelijke agglomeraties. Alleen is het zo dat de mens nu nog steeds te veel beslag legt op de natuurlijke omgeving. Daarin moet zo snel mogelijk verandering komen. Want de biodiversiteitscrisis is misschien nog wel urgenter dan de klimaatcrisis.


Ecomodernisme vertrekt vanuit een diep respect voor onze planeet en hecht veel belang aan de intrinsieke waarde van de natuur, maar ecomodernisme gelooft ook in het vernuft van de mens. En ja, ecomodernisten kijken vol ‘goesting’ uit naar de immense uitdagingen waarvoor de mens staat, om dat ‘goede antropoceen’ nog deze eeuw te realiseren.

Comentarios


bottom of page