Veganmodernisme: waarom we de ontwikkeling van kweekvlees moeten versnellen
1894 Londen. De stad kampt met een ernstig milieuprobleem: de grote paardenmestcrisis. Het platteland werd omgevormd tot een gigantische hooischuur, maar al dat paardenvoer belandt uiteindelijk op straat onder de vorm van paardenmest. Ook New York gaat gebukt onder de druk van de paardenkoetsen. De hoefijzers maken een hels lawaai, de paarden luisteren niet altijd en bezwijken van vermoeidheid. Kinderen spelen op straat tussen de paardenkadavers.
Hoewel iedereen in 1894 erkent dat de paardenkoetsen ernstige problemen veroorzaken, gelooft niemand dat paarden ooit uit het straatbeeld zullen verdwijnen. Met de fiets is te vermoeiend en de recent uitgevonden auto is veel te duur.
Dat was eind 19de eeuw. Een decennium later kwam Henry Ford met zijn model T op de markt. Door de nieuwe methoden van massaproductie werd de auto heel goedkoop en liep hij snel van de band. De auto’s waren allemaal zwart, want enkel zwarte verf droogde snel genoeg. Daar kon de paardenkoetsindustrie niet tegenop.
Hoe nieuwe technologie dieren overbodig maakte
Binnen de vijf decennia daalde het gebruik van paarden met een factor tien, vanzelf, zonder acties van dierenactivisten, campagnes van milieuorganisaties of regulering van overheden. Ook de walvisjacht kelderde door de uitvinding van kerosine voor olielampen. En miljoenen postduiven verdwenen door de telegraaf en telefoon. De schapenteelt daalde drastisch door de komst van nylon kunststofvezels. Het gebruik van varkens voor insulineproductie werd gestaakt door genetisch gemanipuleerde bacteriën die menselijke insuline produceren. De konijnen voor cosmeticatesten werden vervangen door menselijke huidcelculturen. En in de filmindustrie zien we een digitalisering van dieren: in 1978 speelde Clint Eastwood nog naast een echte Orang-Oetan, in 2020 zit Harrison Ford naast een computergeanimeerde hond (een echte hond aanleren om tegelijk te blaffen en te lopen, is immers moeilijker).
Het technologielandschap
Al tienduizend jaar verkennen we het technologielandschap, de ruimte van alle mogelijke technologieën. Omdat we veel in contact kwamen met dieren, gingen we al snel dieren gebruiken in onze technologieën, voor voeding, transport, communicatie, geneesmiddelen, vermaak enzovoort. Maar dat bos van dierlijke technologieën in het technologielandschap is redelijk klein. Omdat dieren door trage, blinde evolutie zijn ontstaan, zijn ze niet geoptimaliseerd om in onze technologieën te passen. We vinden steeds meer nieuwe, diervrije technologieën uit die effectiever zijn. Anno 2020 zijn we al veel verder gevorderd in het technologielandschap en staan we op veel hogere bergtoppen.
Op alle vlakken worden dieren vervangen door diervrije technologieën, die alsmaar efficiënter worden. Ook in de landbouw. Vroeger waren dieren nodig in de landbouw, om de akkers vruchtbaar te houden en oneetbare voedselresten te verwerken. Ze waren ook nodig in onze voeding om mensen te voorzien van essentiële eiwitten, mineralen en vitaminen. Maar ondertussen hebben we gezondere en diervriendelijkere alternatieven voor vlees, zuivel en eieren ontdekt. Volwaardige veganistische voedingspatronen zijn vandaag mogelijk geworden.
De tol van de veeteelt De mondiale veeteelt creëert nieuwe infectieziektes zoals varkensgriep en vogelgriep, veroorzaakt de meeste voedselschandalen, verbruikt driekwart van de antibiotica, bezet driekwart van de landbouwgrond, gebruikt een derde van de pesticiden en stoot een zevende van de broeikasgassen uit. De veeteelt is gevaarlijk voor de volksgezondheid en het milieu.
Enkele recente publicaties in Nature wijzen op een sterk onderbelicht voordeel van veganisme. Als we mondiaal veganistisch zouden eten, dan komt er bijna een miljard hectare landbouwgrond vrij die geschikt is voor spontane herbebossing. Die bossen kunnen meer dan de helft van alle CO2 opnemen die door fossiele brandstoffen in de atmosfeer en de oceanen terecht kwam sinds de industriële revolutie. Met een veganistische voeding vermijd je de uitstoot van 1 ton CO2-equivalenten per jaar en kan je daarenboven nog eens 6 ton CO2 per jaar opvangen door herbebossing. Ter vergelijking: een gemiddelde mens op aarde stoot ongeveer 7 ton CO2 per jaar uit. Dit maakt van diervrije voeding mogelijks een van de effectiefste klimaatmaatregelen.
Kweekvlees als gamechanger
Dus rijst de vraag: wat is de goedkoopste methode om een diervrije voeding wereldwijd te realiseren? Jezelf overtuigen om veganistisch te eten hoeft je niets te kosten, maar campagnes om anderen te sensibiliseren en aan te zetten om vlees te minderen, zijn niet kosteloos. We kunnen protestacties opzetten tegen de vee-industrie, maar die gaan zich verzetten.
De uitdaging ligt bij de traditionele vleeseters, die niet open staan voor boodschappen zoals “eet veganistisch” of “word veganist”. Dergelijke boodschappen geven de indruk dat men nieuwe dingen moet leren (zoals veganistisch koken) en van gedrag en identiteit moet veranderen (een veganist moet worden). Dat stuit op psychologische weerstand.
Technologische innovaties in de voedingswetenschap laten straks toe om een nieuwe boodschap te brengen: “Eet vlees, geen dieren”. Met precisiefermentatie (gisting) en cellulaire landbouw zouden we kweekvlees kunnen maken. De voordelen zijn legio: kweekvlees zal goedkoper, veiliger, diervriendelijker en milieuvriendelijker zijn dan dierlijk vlees. Hetzelfde geldt voor melk zonder koe en ei zonder kip. Veganistische gedragsverandering wordt dan overbodig.
De inefficiëntie van een koe
De huidige manier van vlees produceren is hopeloos inefficiënt. Neem bijvoorbeeld een koe. De dunne huid van het dier zorgt voor veel warmteverlies, waardoor het dier een hoog metabolisme heeft. Daarom moet een koe veel eten. De grote hoeveelheid veevoer zorgt dat er veel landbouwgrond nodig is en dat het dier veel oneetbare mest produceert. De beenderen zijn oneetbaar en vereisen fosfor, een grondstof die schaarser en schaarser wordt. De magen van de koe zijn oneetbaar en produceren methaan, een krachtig broeikasgas. De lever produceert ongezonde verzadigde vetten die afgezet worden in het spierweefsel. De darmen zijn oneetbaar en zijn ideale broeihaarden voor schadelijke darmbacteriën die het vlees kunnen besmetten, waardoor extra antibiotica nodig is en de bacteriën antibioticaresistent kunnen worden. De longen zijn oneetbaar en zijn ideaal voor virale infectieziektes die soms kunnen overspringen op de mens. Dat laatste kan tot pandemieën leiden (denk aan de varkensgriep en vogelgriep). De hersenen zijn oneetbaar, verbruiken erg veel energie, en ze creëren een bewustzijn waardoor het dier veel leed ervaart in de veeteelt.
Dieren gebruiken om vlees te produceren, is dus een toonvoorbeeld van een slecht ontwerp. Dat kan beter, bijvoorbeeld met een proper, afgesloten bioreactorvat waarin enkel de relevante spiercellen in optimale omstandigheden kunnen groeien. Het financieel steunen van wetenschappelijk onderzoek naar celkweekvlees zou wel eens een superinvestering kunnen zijn.
Even een ruwe berekening. De mondiale veeteelt is een grootschalige vorm van dierenleed, waarbij jaarlijks zo’n 100 miljard veedieren gedood worden. In Europa krijgt die veeteelt jaarlijks 30 miljard euro subsidies. Daarmee vergeleken is diervrij celkweekvlees sterk verwaarloosd: de mondiale financiering (door overheden, bedrijven en vooral door rijke investeerders zoals Bill Gates) voor onderzoek en ontwikkeling van celkweekvlees bedraagt slechts zo’n 100 miljoen euro per jaar. Stel dat die investeerders elk jaar 100 miljoen euro blijven investeren tot op het moment waarop spotgoedkoop kweekvlees op de markt komt (mogelijks binnen 20 jaar). Eens het op de markt komt, zullen consumenten de productie en marketing wel betalen.
De komende twintig jaar kunnen we dat proces versnellen door zelf een centje bij te dragen. Als we een euro doneren aan kweekvleesonderzoek, zouden we dat kweekvlees dan pakweg één honderd-miljoenste van een jaar sneller op de markt hebben. Stel dat dat celkweekvlees conservatief geschat slechts één kans op tien heeft om de problemen van de veeteelt op te lossen (of slechts 10% van de vee-industrie kan wegconcurreren). We hebben nu drie getallen (100 miljard veedieren, 1/100 miljoen euro en 10% kans) die aangeven hoe grootschalig het veeteeltprobleem is, hoe sterk verwaarloosd het alternatief is en hoe sterk het alternatief een oplossing biedt. Vermenigvuldigen we die getallen, dan komen we ruw geschat uit op een kosteneffectiviteit van 100 veedieren per euro. Met andere woorden: geven we een euro uit aan celkweekvleesonderzoek, dan besparen we het leed van 100 veedieren in gevangenschap. Een dergelijke kosteneffectiviteit ligt al gauw tien of honderd keer hoger dan traditionele veganistische campagnes.
Die 100 veedieren komen overeen met een broeikasgasuitstoot van 10 ton CO2-equivalenten. Met 10 ton CO2-reductie per euro is celkweekvleesonderzoek een erg kosteneffectieve manier om onze CO2-uitstoot te compenseren. De meeste CO2-compensatieprojecten hebben een kosteneffectiviteit van minder dan 0,1 ton CO2 per euro. Binnen de Effectief-Altruïsmebeweging is het al langer geweten dat een kleine minderheid van goede doelen en maatregelen om de wereld te verbeteren veel effectiever zijn dan de grote meerderheid.
De berekening van de kosteneffectiviteit van maatregelen tegen dierenleed laat zien hoe waardevol geld is, zeker als het geïnvesteerd wordt in technologisch onderzoek. Binnen de milieubeweging ontstond het ecomodernisme dat focust op technologische innovaties om milieu- en klimaatproblemen op te lossen. De organisatie Let’s Fund analyseerde de impact van verschillende klimaatmaatregelen en concludeerde dat onderzoek en ontwikkeling van ‘clean energy’ het meest doeltreffend is. Hetzelfde geldt voor ‘clean meat’ (celkweekvlees). Zo kan binnen de dierenrechtenbeweging het veganmodernisme ontstaan, dat wijst op de hoge effectiviteit van technologische innovaties in diervrije voeding. Dat veganmodernisme zou wel eens tot de val van de vee-industrie kunnen leiden.
Mocht je ook willen bijdragen aan een van de meest effectieve dierenwelzijns- en klimaatmaatregelen, dan kan je geld doneren aan New Harvest of The Good Food Institute, die open source wetenschappelijk onderzoek naar celkweekvlees financieren.
Stijn Bruers is moraalfilosoof, voorzitter van Effectief Altruïsme België en auteur van Beter Worden in Goed Doen, Vergroot je Impact met Effectief Altruïsme (Lannoo).
Comments